De dijken langs de Belgische kust waren ooit een etalage van goeie smaak en geld, veel geld. Verbeterde kopieën van stijlvolle herenhuizen met zicht op zee, wachtten iedere zomer weer op de elite uit het binnenland die er vakantie kwam houden. En dat in een tijd dat vakantie nog niet eens bestond.
Ieder jaar kwamen er meer welvarende toeristen tot de eerste wereldoorlog al dat moois verwoestte. Een keer de oorlog verteerd was, kwamen ze terug en bouwden ze villa’s, nog mooier nog grootser. In de jaren twintig en dertig is het goed leven in de buurt van strand en zeewater. Het bruine kleurtje dat eerder het ‘voorrecht’ was voor het gewone volk werd voortaan opgeëist door wie de centen had om te zonnen.
Van hetzelfde decorum van villa’s en zonnebruin maakten ook mijn grootouders deel uit toen ze in 1930 in de villa ‘Jeanne’ op de dijk van Heyst-sur-Mer hun intrek namen Zij waren er niet heer en meester, maar meid en knecht. Zij waren er om te werken. Zij maakten deel uit van het spel van arm en rijk op de dijk. Ze zagen de burgerkinderen spelen op het strand. En misschien ontmoetten ze er wel Majo, een bevoorrecht kind in het zand. Wellicht wandelden ze voorbij de villa ‘Les Zéphyrs‘ in de duinen van Westende …
Nog voor de tweede oorlog de fraaie kustlijn voor een tweede keer belaagde, proefden zij van wat nu tot het voltooide verleden behoort. Het enige wat blijft is nostalgie over wat ooit stond waar nu hoogbouw naar de massa lonkt.
Al in ‘Madame est servie’. Leven in dienst van adel en burgerij [1900-1995] beschrijft Diane De Keyzer, zij het zeer fragmentair, de ‘vakantie’ van de meiden aan zee. In opdracht van Kusthistories een museaal project van de gemeente Middelkerke, schreef ze nu ‘Met madame aan zee’. Meesters en meiden in de villa’s aan de Belgische kust [1900-1945]. Dit geeft haar de gelegenheid in te zoomen op het leven dat meesters en meiden in de schaduw van de zeedijkvilla’s leidden.